Het Radio Filharmonisch Orkest gaf in de NTR ZaterdagMatinee van 10 december 2011 een concertante uitvoering van Salome, een opera in één akte van Richard Strauss, voorafgegaan door Das Gehege van Wolfgang Rihm, de componist die dit seizoen centraal staat in de ZaterdagMatinee. Repetities en concert stonden onder leiding van eredirigent - tevens oud-chefdirigent - Edo de Waart. Verschillende leden van het orkest deden verslag van de repetities. > meer informatie over het concert
blogger vandaag: Henk de Vlieger, slagwerk
EN TOEN GEBEURDE HET...
Gisteren, 10 december 2011, was het volle maan. Was het toeval of boze opzet van de ZaterdagMatinee om juist op zo’n dag de opera Salome te programmeren? In die opera speelt de 'Mondscheibe', de volle maan, een belangrijke rol. Salome zingt bij haar opkomst dat het goed is om de maan te zien, als een zilveren bloem, koel en kuis (nota bene!). Een page vergelijkt de maan daarentegen met een dode vrouw, die oprijst uit het graf. Herodes ziet er vervolgens een waanzinnige vrouw in, een vrouw die overal naar minnaars zoekt, een dronken vrouw die door de wolken waggelt. En Heriodas meent met enig sarcasme: de maan is als de maan, dat is alles. Aan het eind van de opera geeft Herodes zijn bedienden opdracht om de maan en sterren te verbergen, want er gaan dingen gebeuren die zelfs het nachtlicht niet kunnen verdragen…
Aan de volle maan, hoe onschuldig en stoïcijns ook, wordt van oudsher de onvermijdelijke oorzaak van labiliteit en onheil toegedicht. Daar heeft Oscar Wilde, de oorspronkelijke auteur van Salome, op briljante wijze gebruik van gemaakt. Maar is het waar dat er bij volle maan meer ongelukken gebeuren?
Met nog maar net het ontbijt achter de kiezen betrad ik gisterenochtend het podium van het Concertgebouw. Om 10:30 moest er een soundcheck worden uitgevoerd in verband met de ondergrondse stem van Jochanaän. Vóór die tijd was het zaak om de slagwerkopstelling gereed te hebben. Samen met ons onvolprezen team van orkestassistenten nam ik nog even de details door van het uitvoerige changement dat tijdens de pauze moest plaatsvinden. Het is een handicap van het Radio Filharmonisch Orkest, dat het altijd genoegen moet nemen met slechts één, hooguit anderhalve repetitie op het podium waar het concert plaatsvindt. Een beperking waar we weliswaar mee hebben leren leven, maar die toch altijd een extra druk legt op zo’n dag als gisteren. En gisteren vooral, want het ging om een opera, waarbij het probleem van de klankbalans als het ware is ingecomponeerd. Zouden we als orkest in staat zijn om op die ene middag weer zo’n topprestatie te leveren, voor microfoons en camera’s, met de pers en een verwend en kritisch publiek in de zaal en met de wetenschap dat revanche nemen in een volgend concert ons niet - vrijwel nooit - beschoren is?
We hadden ‘s ochtends nog een repetitie van een uur (inclusief de tijd voor een changement), waarin Edo de Waart ons voortdurend op het hart drukte om toch vooral niet te sterk te spelen. Late crescendi, snelle diminuendi, steeds één graadje van de dynamiek afhalen, we wisten het en we wilden het allemaal wel, maar daarmee was het nog niet zo eenvoudig gerealiseerd. Zeker niet in de akoestiek van het Concertgebouw.
Het eerste deel van het concert verliep, voor zover ik het vanuit mijn positie achterin het orkest kon beoordelen, spannend maar succesvol. Al mijn lastige passages op de buisklokken, snelle wisselingen van instrument en stokken, het lukte allemaal. De compositie van Rihm hield de aandacht van het publiek vast (zoiets voel je op het podium) en sopraan Hellen Kwon maakte indruk (en wij op haar, zoals bleek tijdens het applaus). De pauze werd voor mij grotendeels besteed aan het slagwerkchangement, waarbij ook een harmonium betrokken was, dat achter het slagwerkpodium tussen de open deurtjes moest worden opgesteld. Harmoniumspeler John Snijders hielp me bij het tillen van het buisklokkenrek en bezwoor me dat de aanwijzing in zijn partij, “nicht hervortretend”, hem wel zou lukken.
Het voelde op een of andere manier toch raar om na de pauze nog aan een complete opera te beginnen, een onbestemd gevoel dat ik niet nader weet te omschrijven. In de eerste twee scènes komen geen bekkens voor en dat gaf me de gelegenheid om de tekst van de opera nog eens goed op me in te laten werken. Niet dat de zangers vanuit mijn positie goed waren te verstaan, maar ik heb Salome vaak genoeg gespeeld en de partituur vaak meegelezen, om de teksten te kennen. Ik besefte al luisterend en genietend, dat Oscar Wilde op onnavolgbare wijze een dubbel tijdsbeeld heeft neergezet. Dat van zijn eigen tijd, vooral door het weelderig taalgebruik van het fin de siècle, en dat van de eerste eeuw, waarin bijvoorbeeld het monotheïsme van de joden onbegrijpelijk was in de ogen van alle andere bevolkingsgroepen in het Midden-Oosten. Oscar Wilde voert Romeinse soldaten, een Capadocier, Nazareners en joden op om het onheilszwangere drama gestalte geven en daardoor moest ik steeds denken aan een boek over Pontius Pilatus (van Paul Maier) dat ik onlangs gelezen heb. Hoe gingen de bevolkingsgroepen met elkaar om, welke rol speelden de vrouwen, hoe was de verhouding tussen vorsten en het plebs en vooral: wat waren de politieke overwegingen? Decadentie is één van de elementen die beide tijdsgewrichten kenmerkt en met elkaar verbindt. Richard Strauss had dat goed begrepen!
Vanaf de derde scène moest ik me op mijn partij concentreren. Een ongeluk zit in een klein hoekje en ik had me voorgenomen om alle maten rust aandachtig mee te lezen. Dan nog blijft het lastig om “in de rails blijven” met alle maat- en tempowisselingen. Soms toch even de verwarring, ondanks de notities in mijn partij: ging deze passage nu in tweeën of in vieren? En wie gaat het de muziekuitgevers nu eindelijk eens vertellen: noteer nooit de stichnoten van de zangers in orkestpartijen, maar van instrumenten. Zangers zijn de laatsten waaraan je houvast kunt hebben! Ook mijn collega’s hadden last van momenten van onzekerheid en niet alleen in periodes met rusten. Soms was iemand hoorbaar even de weg kwijt en zag ik daar Edo met adequate gebaren op reageren. Hebben we dan toch te weinig repetities gehad voor dit project? Zou het publiek er iets van hebben gemerkt?
Salomes Tanz hadden we donderdag voor het laatst gespeeld. Spannend dus. Maar volgens mijn waarneming slaagden we erin om dat aan lastige orkestfragment met gepaste perfectie, zwoelheid en passie gestalte te geven. Vlak voor het slot van de dans moet ik een paar keer razendsnel wisselen tussen hangend bekken naar een paar slagbekkens. Een kwestie van je hoofd erbij houden, ik had het vaak genoeg geoefend. Koelbloedig, houten stok samen met bekken in de rechterhand, op tijd bekken wegzetten, snel dempen, bekkens weer oppakken (geen tijd om in de partij te kijken dus stukje uit het hoofd spelen!). En toen gebeurde het. Tijdens de zinderende trillers aan het slot van de dans waar alle denkbeeldige sluiers zijn afgeworpen, klonken spreekstemmen in de zaal. Spreekstemmen? Toen ik net mijn bekkens had opgepakt voor de snelle slotmaten van de dans zag ik ineens dat Edo van de dirigentenbok verdwenen was. Wat er gebeurde, kan ik alleen achteraf beredeneren. De luidsprekers, waaruit de stem van Jochanaän eerder klonk, stonden natuurlijk nog aan. Uit de krochten van het gebouw kwamen daardoor onbedoeld stemmen de zaal binnen. Snel en koelbloedig ingrijpen van onze eredirigent (Stekker eruit? Volumeknop uitgedraaid?) voorkwam een debâcle! Enige aarzeling bij de houtblazers, dat wel, maar een ferm gebaar van Edo, inmiddels teruggekeerd op de bok, en de muziek liep weer als een trein. “Ah! Herrlich! Wundervoll! Wundervoll!”
Was het een totaal mislukte middag? Alle moeite van de afgelopen twee weken voor niets? Dat gevoel heb je namelijk als orkestmuzikant, als dat soort dingen gebeuren. Maar de publieksreacties gaven me gelukkig een heel ander gevoel. Mensen die na afloop tegen elkaar zeiden dat het lang geleden was, dat ze zo’n geweldige uitvoering van Salome hadden meegemaakt. Ik hoorde veel complimenten voor Edo de Waart, zeer verdiend naar mijn mening. En wat neem ik zelf mee als herinnering? Allereerst de geweldige prestaties van mijn collega’s. De bewonderenswaardige verrichtingen in alle geledingen van het orkest, de prachtige solo op de contrafagot, de virtuoze paukenpassages die allemaal fraai lukten, het hechte en subtiele samenspel van triangel, kleine trom en tamboerijn, de schitterend, altijd kleurrijke toevoegingen van celesta en harpen, om maar een paar dingen te noemen. Het werkelijk sublieme jodenkwintet en de gepaste orkestbegeleiding daarvan. De vocale prestaties van de andere zangers waren van achter in het orkest niet goed te beoordelen, maar als de lijn van de repetities op het concert werd doorgetrokken, zullen die ongetwijfeld geweldig zijn geweest. De langdurige ovatie bevestigde dit en voelde - ook voor het orkest - als een warm bad. En de held van de dag was voor mij toch Edo de Waart, de stabiele factor in dit broeiierige, gruwelijke drama, die zich waarschijnlijk van geen volle maan bewust was.
> RFO-blog dec 2011 #9 - "En dan mag je als assistent de bok op..."
> RFO-blog dec 2011 #8 - "Gib mir den Kopf des Jochana-an!"
> RFO-blog dec 2011 #7 - "Dat hebben wíj weer!"
> RFO-blog dec 2011 #6 - "Zij moesten waarschijnlijk nog hun surprises afmaken…"
> RFO-blog dec 2011 #5 - "Krakende noten maken plaats voor soepele frases"
> RFO-blog dec 2011 #4 - "Het hoeft niet mooi hier, maar wel met veel karakter!"
> RFO-blog dec 2011 #3 - "Salome krijgt altijd wat zij wil. Heerlijk...toch?"
> RFO-blog dec 2011 #2 - "Voor veel nieuwe collega’s is het toch weer even schrikken"
> RFO-blog dec 2011 #1 - "De kop is eraf..."
Een geweldige uitvoering met enkele circusacts voor slagwerker en dirigent lees ik hier in. Hadden we toch het lage BTW-tarief op de concertkaartjes kunnen heffen, potverdrie!
BeantwoordenVerwijderenWat een fantastische blog, Henk! Was erbij Zaterdag, het was in 1 woord fenomenaal, en van het paniekmoment met de stemmen (?) vanuit de onderkrochten, tijdens het slot van de sluierdans, heb ik niets gemerkt! Anitra
BeantwoordenVerwijderen